De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet zijn per 1 januari 2017 opgegaan in de Wet natuurbescherming. Deze wet is een tussenstap richting de Omgevingswet, naar een toekomstige integratie van het natuurbeschermingsrecht in de Omgevingswet. Een ander doel van de wet was een verdergaande decentralisatie van het natuurbeleid en de uitvoering ervan van Rijk naar provincies. Daarnaast had de wet nog een derde hoofddoelstelling.
a) Welke doelstelling was dit? (3 punten)
Een strakkere modellering naar de achterliggende Europese richtlijnen, waarmee nationale koppen zoveel mogelijk moesten worden vermeden.
b) Leg aan de hand van de beschermingsregimes soortenbeleid in hoofdstuk 3 Wet natuurbescherming uit hoe deze doelstelling wordt behaald? (5 punten)
In par 3.1 Wnb is een beschermingsregime opgenomen voor vogels, ontleend aan de Vogel- richtlijn. Voor Habitatrichtlijn is een beschermingsregime opgenomen in par. 3.2 die is gemodelleerd naar de Habitatrichtlijn. Op deze wijze krijgt elke soort precies het beschermingsniveau dat Europeesrechtelijk verplicht is en niet meer. Opmerkelijk in dit verband is dat in par. 3.3 nog een (overigens veel soepeler) beschermingsregime is opgenomen voor soorten die Europeesrechtelijk niet beschermd hoeven worden (de “nationale soorten”).