Met de nieuwe Wet luchtkwaliteitseisen (titel 5.2 van de Wet milieubeheer) zou een flexibele(re) koppeling tot stand zijn gekomen tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit. Daardoor hoeft niet meer elk individueel ruimtelijk project te voldoen aan de grenswaarden.
Geef aan welke nieuwe instrumenten deze wet kent om deze flexibele koppeling te realiseren. (3 punten)
In het algemeen kan gesteld worden dat de invoering van titel 5.2 Wm beoogt te komen tot een meer programmatische koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit. Dat is een flexibelere koppeling dan de situatie waarin voor elk project de lucht- kwaliteisteisen in acht moeten worden genomen. Overgenomen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 is de mogelijkheid van projectsaldering. Dat is dus niet nieuw. In de nieuwe totel 5.2 Wm wordt echter ook de mogelijkheid gecreëerd om op programmaniveau te salderen. Het voorbeeld daarvoor is het Nationaal Samenwerkingspragramma Luchtkwaliteit, waarmeer wordt beoogt voor heel Nederland een groot balans weer te geven van luchtkwaliteitverslechterende projecten tegenover projecten/maatregelen die de luchtkwa- liteit zullen verbeteren. Daarnaast is in titel 5.2 Wm de mogelijkheid gecreëerd om pro- jecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (max. 3% verslechtering) gewoon doorgang kunnen vinden. Sterker nog, er komt een re- geling waarin wordt aangegeven welke soort projecten in elk geval worden geacht onder de 3%-norm te vallen.