Stel dat de Ruimtelijke Verordening Flevoland de volgende bepaling kent: ‘Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied bevat geen bestemmingen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkeling.’
Leg uit op grond van welke bevoegdheid Provinciale Staten van Flevoland deze bepaling kunnen invoeren en geef aan welke mogelijkheden Gedeputeerde Staten hebben om in te grijpen indien op gemeentelijk niveau wordt gehandeld in strijd met deze bepaling. (3 punten)
Deze algemene regel, die gericht is tot de bestemmingsplanwetgever (gemeenteraad), moet zijn gebaseerd op art. 4.1 lid 1 Wro. PS kunnen o.g.v. die bepaling, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij provinciale verordening regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Mocht een gemeenteraad vervolgens een bestemmingsplan opstellen dat in strijd is met de verordening, dan kunnen GS ingrijpen in die ontwikkeling door een zogenoemde reactieve aanwijzing te geven o.g.v. art. 3.8 lid 4 en 6 Wro juncto art. 4.2 Wro. Daarvoor is in casu ten minste vereist dat GS een zienswijze hebben ingediend en die niet is gevolgd.