In het buitengebied van Lelystad, heeft Laurent Lutje begin 2017 een groot stuk grond gekocht. Daarop rust de bestemming ‘agrarische doeleinden’. Hij voorzag dat in het natuurgebied Oostvaardersplassen een groot aantal (edel)herten zou worden afgeschoten en dat daaraan geld te verdienen zou zijn. Nu er daadwerkelijk dieren worden afgeschoten, geeft Laurent in een gesprek op het gemeentehuis aan dat hij goede connecties heeft in de jagerswereld en een bedrijf wil starten in de (korte) opslag van vlees. Op zijn grond nabij Lelystad wil hij een tijdelijke loods plaatsen (max 8 jaar); wel dienen daarvoor enkel bomen te sneuvelen. Na ietwat afkeurende blikken van ambtenaar Karel Kroos, legt Laurent uit dat het allemaal goed komt en dat hij zich alleen maar afvraagt of hij een omgevingsvergunning nodig heeft voor het opstarten van zijn bedrijf. Kroos reageert na enig zoekwerk: ‘Dat gaat zo maar niet. Je hebt in elk geval een omgevingsvergunning op grond van art. 2.1 lid 1 sub a, sub c, sub e en art. 2.2 lid 1 sub g Wabo nodig. Bovendien achten de bestuursorganen van de gemeente het plaatsen van zo’n vierkante loods in het buitengebied doorgaans een vorm van horizonvervuiling en onwenselijke verdozing van het landschap; daar zou toch zeker een groenstrook omheen moeten worden geplaatst.’ Laurent Lutje is een beetje teleurgesteld en vraagt zich af wat u ervan denkt.
a. Is voor de activiteiten die Laurent Lutje wil verrichten een omgevingsvergunning vereist op grond van artikel 2.1 lid sub e Wabo? Leg uit. (3 punten)
Of sprake is van een inrichting in de zin van de Wabo (vergunningplichtige inrichting in de zin van art. 2.1 lid 1 sub e Wabo) wordt geregeld in art. 1.1 lid 3 Wabo, dat verwijst naar de definitie in art. 1.1 lid 1 (‘inrichting’; bedrijfsmatig, binnen een zekere begrenzing, pleegt), waaraan wel is voldaan bij het opslaan van vlees in een loods, en lid 3 (aangewezen in AMvB) van de Wet milieubeheer. In art. 2.1 lid 1 Bor wordt verwezen naar Bijlage I, onderdeel B en onderdeel C van het Bor; in categorie 9.1 onder a van onderdeel C wordt het opslaan van vlees aangewezen als inrichting. Is die inrichting ook vergunningplichtig? Vereist is dat de inrichting op grond van art. 1.1 lid 3 Wabo is aangewezen als vergunningplichtige inrichting: zie art. 2.1 lid 2 Bor en dus wederom categorie 8. In categorie 9.4 van onderdeel C, waarin vergunningplichtige inrichtingen worden opgesomd, komt het opslaan van vlees niet voor. Er lijkt hier dus – in beginsel – geen sprake vergunningplichtige inrichting.
b. Leg uit op welke wijze(n) een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van het bedrijf van Laurent Lutje mogelijk is. (3 punten)
Omgevingsvergunning o.g.v. art. 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo (AMvB). Art. 2.7 Bor verwijst naar art. 4 van Bijlage II Bor, waarin onder punt 11 de mogelijkheid wordt geboden om tijdelijk afwijking van bestemmingsplan toe te staan. Daarnaast is het ook mogelijk om o.g.v. art. 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo een omgevingsvergunning te verlenen en daaraan een termijn te verbinden o.g.v. art. 2.23 Wabo.
c. Leg uit of en zo ja, op welke wijze de gemeenteraad of het college van B&W Laurent kan verplichten een groenstrook te realiseren rondom zijn te bouwen loods. (3 punten)
Een bestemmingsplan (gemeenteraad) of een omgevingsvergunning voor het afwijken daarvan (college van B&W) kan geen directe verplichting bevatten om een groenstrook aan te leggen en/of in stand te houden; ruimtelijke ordening is immers toelatingsplanologie. Wel kan een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen in het bestemmingsplan. Deze houdt in dat een voorschrift kan worden opgenomen, dat verplicht tot het (garanderen van het) nemen van bepaalde maatregelen, alvorens de in het plan gelegde en door de belanghebbende gewenste bestemming kan worden gerealiseerd. Dit kan ook als voorschrift in de omgevingsvergunning.