De gemeente Het Hogeland heeft het thema duurzaamheid volledig omarmd en ook gemeenteraadsleden wensen daaraan op allerlei momenten uitdrukking te geven. Bij de behandeling van het bestemmingsplan voor een deel van het buitengebied stelt de heer Boterbloem ter vergadering voor om de volgende regel toe te voegen aan het bestemmingsplan: ‘Elke woning dient te beschikken over ten minste vier zonnepanelen.’ Mevrouw Berk heeft een aantal colleges omgevingsrecht gevolgd en reageert als volgt: ‘In het bestemmingsplan hoort een dergelijke regel niet thuis, maar in een omgevingsplan op grond van de Omgevingswet (vanaf 2021) zou dat wellicht wel kunnen’.
Geef aan waarom mevrouw Berk al dan niet gelijk heeft. (4 punten)
Het bestemmingsplan gaat uit van toelatingsplanologie, waardoor er geen geboden in het bestemmingsplan worden opgenomen. De regel in casu betreft een gebod en dat is in strijd met toelatingsplanologie. De regel is zeer waarschijnlijk ook niet ‘ruimtelijke relevant’, hetgeen wel is vereist in een bestemmingsplan (art. 3.1 Wro). De regel is ingegeven door de wens te verduurzamen, maar zonder daaraan ruimtelijk relevante overwegingen ten grondslag te leggen. In het toekomstige omgevingsplan wordt het uitgangspunt van toelatingsplanologie losgelaten en er is – mede omdat het standaard overgangsrecht wordt losgelaten – door de regering gesteld dat mogelijk is dat geboden worden opgenomen in het omgevingsplan. Daarnaast is het omgevingsplan niet enkel op ruimtelijke belangen gericht, maar kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de belangen van de fysieke leefomgeving. Het tegengaan van klimaatverandering en het verduurzamen van de woningvoorraad kan daar deel van uitmaken. Het lijkt dus een mogelijkheid om een dergelijk gebod op te nemen in het omgevingsplan, hoewel het eigendomsrecht en het evenredigheidsbeginsel daaraan beperkingen zullen stellen.