In het buitengebied waarnaar je vanaf de tennisbanen van ‘Game-set-match’ kan kijken, bevindt zich een mestvarkenshouderij met 1750 mestvarkens. Boer Piet heeft grootse ideeën over uitbreiding. Hij wenst het aantal mestvarkens binnen zijn inrichting te verdubbelen. Omdat het bestemmingsplan de uitbreiding niet toestaat, verzoekt Boer Piet de gemeenteraad om het bestemmingsplan te wijzigen.
a) Leg uit of, en zo ja op welke wijze, de milieueffecten moet worden onderzocht voordat de bestemmingsplanwijziging kan worden vastgesteld. (3 punten)
Moet een milieueffectrapportage worden opgesteld? Op grond van art. 7.2 Wm moet worden gekeken in het Besluit m.e.r. (art. 2 lid 1) of een MER moet worden opgesteld. Gekeken kan worden in de Bijlage onderdeel C 14 van dat Besluit m.e.r. (mer-plicht). De drempel in Kolom 2 wordt niet gehaald omdat er niet meer dan 3000 (extra) vleesvarkens bijkomen; datzelfde geldt voor onderdeel D14. Op grond van art. 2 lid 5 Besluit m.e.r. dient ook voor elk besluit dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die onder de drempelwaarden vallen, een toets te worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
b) Leg uit op welk moment er voorbereidingsbescherming ontstaat en welk relevant effect dat heeft. (2 punten)
Voorbereidingsbescherming biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om in alle vrijheid na te denken over een nieuw bestemmingsplan, zonder bezorgd te hoeven zijn over ingediende en het toekomstige bestemmingsplan frustrerende aanvragen voor omgevingsvergunningen in de zin van art. 2.1 lid 1 sub a en b Wabo. Indien de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit heeft genomen (art. 3.7 Wro) en/of een ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegd, geldt op grond van art. 3.3 Wabo dat elke aanvraag (die eigenlijk vergund zou moeten worden op basis van het huidige bestemmingsplan) voor een vergunning in de zin van art. 2.1 lid 1 sub a en/of sub b Wabo moet worden aangehouden.
c) Leg uit welke gevolgen de regeling van artikel 2.2a lid 1 sub f van het Besluit omgevingsrecht (Bor) heeft gelet op het verzoek (van Boer Piet in vraag 3a). (3 punten)
Let op de verwijzing naar art. 7.18 Wm. Oordeelt het bevoegd gezag dat er een milieueffectrapport moet worden gemaakt, dan vervalt de aanwijzing van deze activiteiten als activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning ingevolge art. 2.1 lid 1 onderdeel i Wabo verplicht is, en moet een omgevingsvergunning die met de uitgebreide procedure wordt voorbereid, worden aangevraagd (ingevolge art. 2.1 lid 1 onderdeel e Wabo). Indien wordt geoordeeld dat geen milieueffectrapport gemaakt hoeft te worden, wordt de omgevingsvergunning verleend.