De heer Klazen drijft een groothandel in machines en voertuigen voor de bouw (Trucks BV). Het bedrijf beschikt sinds 2011 over een vergunning voor het in werking hebben van een inrichting voor de in- en verkoop van machines en voertuigen (art. 2.1 lid 1 onder e sub 1 Wabo). Er zijn grote plannen met het bedrijf. Totdat verhuizing van het bedrijf naar een nieuwe locatie kan worden gerealiseerd in 2025, wil het bedrijf vanaf medio 2018 tijdelijk uitbreiden op de bestaande locatie, waardoor er voertuigen en materieel op het buitenterrein van de inrichting gestald moeten worden. Klazen wil weten wat voor vergunning hij daarvoor nodig heeft.
a) Hoe wordt beoordeeld welke soort vergunning vereist is voor de verandering van deze inrichting en wat maakt het uit? (3 pt)
Beoordeeld moet worden of het een milieuneutrale wijziging betreft, of niet. Het beoordelingskader is te vinden in artikel 2.14 lid 5 Wabo juncto artikel 3.10 lid 3 Wabo. Als aan de daarin genoemde drie voorwaarden is voldaan, hoeft de uov niet gevolgd te worden, maar de reguliere procedure. Als niet aan de voorwaarden is voldaan, dan geldt een vergunningplicht ogv 2.1 lid 1 sub e Wabo en moet de uov worden doorlopen (3.10 lid 1 onder c Wabo).
b) Stel dat het tijdelijke gebruik van de grond voor het stallen van voertuigen en materieel op de bestaande locatie in strijd is met het in januari 2018 in werking getreden bestemmingsplan. Klazen dient in februari 2018 een aanvraag in voor een omgevingsvergunning om het gebruik in afwijking van het bestemmingsplan toe te staan.
Ziet u voor het bevoegd gezag mogelijkheden om de vergunning te verlenen? Leg uit. (3 pt)
Een tijdelijk afwijking van de regels over het gebruik van gronden in het bestemmingsplan is mogelijk op grond van art. 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo indien wordt gekeken naar art. 2.7 Bor juncto art. 4 onderdeel 11 van Bijlage II van het Bor. Dan is vereist dat de vergunningverlening niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Van belang is wel dat ook voldaan wordt aan de overige eisen die aan het gebruik van die bevoegdheid worden gesteld, bijvoorbeeld in art. 5 lid 6 van Bijlage II van het Bor, waarin staat dat die bevoegdheid niet van toepassing is op een activiteit in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. Dat lijkt hier niet aan de orde.
c) Stel dat Klazen in juni 2018 nog altijd helemaal niets heeft vernomen van het bevoegd gezag op zijn aanvraag.
Wat kunt u Klazen in die situatie adviseren? Leg uit. (2 pt)
In de vorige vraag is vastgesteld dat de aanvraag ziet op het afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van art. 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo. Op de in januari 2018 ingediende aanvraag is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing (immers niet genoemd in art. 3.10 Wabo), zodat in juni 2018 kan worden vastgesteld dat de vergunning van rechtswege is verleend omdat de beslistermijn (8 wkn, evt verlengd met 6 wkn; art. 3.9 Wabo) is verlopen (o.g.v. art. 3.9 lid 3 Wabo van rechtswege verleend). De vergunning treedt echter niet in werking als deze niet bekend wordt gemaakt. Het advies luidt daarom dat het bestuursorgaan in gebreke gesteld moet worden voor het niet tijdig (binnen 2 wkn na ontstaan) bekendmaken van de van rechtswege verleende vergunning. Gebeurt er dan nog niets, dan kan beroep ingesteld worden tegen het niet tijdig bekendmaken.
d) Staat het Klazen vrij de in vraag 4a en de in vraag 4b bedoelde omgevingsvergunningen niet gelijktijdig aan te vragen? Leg uit. (3 pt)
Het betreft een (milieuneutrale) wijziging van een vergunning in de zin van art. 2.1 lid 1 sub e Wabo en een vergunning in de zin van art. 2.1 lid 1 sub c Wabo. In beginsel moeten onlosmakelijk samenhangende activiteiten, zoals in casu, gelijktijdig aangevraagd worden op grond van art. 2.7 Wabo. Echter, art. 2.7 lid 1 tweede zin Wabo bepaalt dat de laatstgenoemde vergunning voor de andere (en apart) mag worden aangevraagd. Dan moet dus de eerste aanvraag wel de vergunning voor het afwijken van de regels van het bestemmingsplan betreffen. Ook los daarvan kan op grond van art. 2.5 Wabo een omgevingsvergunning gefaseerd aangevraagd worden in maximaal 2 fasen.