meesters in het omgevingsrecht
170201-5: exploitatieplan, reactieve aanwijzing

170201-5: exploitatieplan, reactieve aanwijzing

a) Voor de nieuwbouwwijk ‘Harener Holt’ in Haren (Gn) is gepland dat op gronden gebouwd zal worden die niet in eigendom zijn van de gemeente Haren, maar van particuliere projectontwikkelaars.

Hoe is wettelijk geregeld dat het gemeentebestuur zo nodig kan afdwingen dat de projectontwikkelaars een bijdrage leveren aan de kosten voor de voorzieningen van openbaar nut (straten, lantaarnpalen etc.)? (3 punten)

De wetgever hoopt in eerste instantie dat de overheid overeenkomsten met initiatiefnemers sluit over het verhaal van kosten voor de voorzieningen van algemeen nut, maar de wet stelt in art. 6.12 Wro verplicht dat er een exploitatieplan wordt vastgesteld als dat niet lukt. De overheid is namelijk verplicht de kosten te verhalen. Aan de hand van dat exploitatieplan wordt dus berekend welke geldelijke bijdrage een bepaalde initiatiefnemer moet leveren aan de gemaakte kosten. Die bijdrage wordt uiteindelijk verhaald door een voorschrift te verbinden aan de bouwvergunning waarin de initiatiefnemer wordt verplicht die bijdrage te betalen (art. 6.17 Wro). Afdwingen van betaling van die bijdrage kan ook (art. 6.21 Wro).

b)  Stel: het ontwerpbestemmingsplan voor ‘Harener Holt’ is door de gemeenteraad ter inzage gelegd. Het is tevens gestuurd aan het college van gedeputeerde staten. Dit college schrikt zich een hoedje en vindt de uitbreiding van Haren met het ‘Harener Holt’ flagrant in strijd met de provinciale structuurvisie en met de verordening op de ruimtelijke ordening (art. 4.1 lid 1 Wro), vastgesteld door Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten willen het bestemmingsplan in zijn huidige vorm niet in werking zien treden.

Leg uit welke actie(s) ondernomen zou kunnen/moeten worden. Hoe schat u de kans van slagen van deze actie(s) in? (3 punten)

De goede manier om het bestemmingsplan niet in werking te laten treden is dat GS een zienswijze indienen over de strijdigheid met visie en verordening; indienen kan gedurende de voorbereidingsprocedure van het bestemmingsplan. Indien die zienswijze niet wordt overgenomen (zie art. 3.8 lid 4 t/m 6 Wro juncto art. 4.2 Wro), kunnen GS een reactieve aanwijzing geven. Voorwaarde is dat een zienswijze is ingediend en dat provinciale (ruimtelijke) belangen die aanwijzing noodzakelijk maken; dat is het geval gelet op de structuurvisie en de verordening. Tot slot dient ook gemotiveerd te worden waarom het beleidsdoel niet met andere instrumenten bereikt had kunnen worden.