meesters in het omgevingsrecht
161109-3: bindend voorschrift, voorbereidingsbesluit, reactie aanwijzing

161109-3: bindend voorschrift, voorbereidingsbesluit, reactie aanwijzing

In een door Provinciale Staten van de provincie Groningen vastgestelde verordening is op dit moment in verband met de aardbevingen in het gebied door de gaswinning de volgende bepaling (art. 2.9.1) opgenomen:

‘Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied bevat – voor zover binnen het plangebied karakteristieke gebouwen en gebouwen die op grond van hun ruimtelijk relevante kenmerken bijdragen aan de visuele belevingswaarde van het landschap gelegen zijn – regels die erop gericht zijn te voorkomen dat de karakteristiek en kenmerken van deze gebouwen door verbouw kunnen worden aangetast.’

a) Leg uit onder welke voorwaarden Provinciale Staten een dergelijke bepaling kunnen vaststellen en wat daarvan het belangrijkste juridische gevolg is. (3 punten)

Hier wordt door Provinciale Staten een voor de bestemmingsplanopsteller bindende regel voorgeschreven. Art. 4.1 lid 1 Wro geeft een dergelijke bevoegdheid om regels te stellen over o.a. de inhoud van een bestemmingsplan ‘indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken’. Indien de provincie het beschermen van karakteristieke gebouwen in beleidsstukken tot haar belang heeft gemaakt, zal al snel voldaan zijn aan die voorwaarde. Het belangrijkste juridische gevolg van het vaststellen van dit voorschrift, is dat op grond van art. 4.1 lid 2 Wro de gemeenteraad verplicht is om – zonder nadere aanwijzing in de verordening – in beginsel binnen een jaar een bestemmingsplan vast te stellen dat voldoet aan het voorschrift van de verordening.

b)  In dezelfde verordening is ook de volgende bepalingen (art. 2.9.2) opgenomen:

‘Het is verboden om een gebouw dat gelegen is binnen het aardbevingsgebied geheel of gedeeltelijk te slopen, tenzij het betreft […].’

Leg uit onder welke voorwaarden Provinciale Staten een dergelijke bepaling kunnen vaststellen en wat daarvan het belangrijkste juridische gevolg is. (3 punten)

Op grond van art. 4.1 lid 3 Wro kunnen, om te voorkomen dat in de verordening begrepen gronden of bouwwerken minder geschikt worden voor de verwezenlijking van het doel van de verordening zolang geen bestemmingsplan is vastgesteld dat voldoet aan de verordening, (algemene) regels worden gesteld die zijn gericht aan burgers/initiatiefnemers. Het belangrijkste juridische gevolg is dat vergunningaanvragen van burgers voor bouwen (art. 2.10 lid 1 sub c Wabo) en handelen in strijd met het bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 sub c Wabo) direct moeten worden getoetst aan die provinciale regel.

c)  Mede naar aanleiding van bovenstaande bepalingen in de provinciale verordening heeft de gemeenteraad van de gemeente Eemsmond op 13 oktober 2016 een zogenaamd voorbereidingsbesluit genomen.

Leg uit waarom het instrument voorbereidingsbesluit in het leven is geroepen en welke gevolgen een dergelijk besluit heeft. (3 punten)

Een voorbereidingsbesluit is een verklaring van de gemeenteraad dat een bestemmingsplan voor het betreffende gebied wordt voorbereid (art. 3.7 Wro). Met dit besluit wordt voorbereidingsbescherming beoogd, die inhoudt dat bouwvergunningaanvragen die passen binnen het van kracht zijnde bestemmingsplan toch nog niet worden verleend, maar worden aangehouden totdat de voorbereidingsbescherming eindigt (bv doordat een nieuw bestemmingsplan van kracht is geworden).Met een voorbereidingsbesluit kunnen dus bouwplannen die weliswaar in het geldende bestemmingsplan passen, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan, door de gemeenteraad voorkomen worden. Zie art. 3.7 Wro. De aanhoudingsplicht volgt uit art. 3.3 Wabo.

d)  Stel dat de gemeenteraad van de gemeente Eemsmond een nieuw bestemmingsplan vaststelt waarin bepalingen over ‘karakteristieke gebouwen’ zijn opgenomen die het eenvoudiger maken om een sloopvergunning te verlenen voor dergelijke gebouwen als die beschadigd zijn door de aardbevingen. Dat staat haaks op het beleid van de provincie.

Op welke wijze en onder welke voorwaarden kunnen Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen voorkomen dat dit bestemmingsplan in werking treedt of onherroepelijk wordt? (3 punten)

GS kunnen tegen het vastgestelde, bekendgemaakte bestemmingsplan in beroep komen bij de bestuursrechter en daar aanvoeren dat het in strijd is met hogere algemene regels. Daarvoor is in beginsel vereist dat een zienswijze wordt ingediend door GS tegen het ontwerp bestemmingsplan (art. 6:13 Awb); op die manier kan voorkomen worden dat het plan onherroepelijk wordt. GS kunnen echter ook een zogenaamde reactie aanwijzing geven in de zin van art. 3.8 lid 6 juncto art. 4.2 Wro. Ook dan is in beginsel vereist dat een zienswijze wordt ingediend tegen het ontwerp en tevens dat die zienswijze niet (geheel) is overgenomen. Tevens moeten provinciale belangen dat met het oog op ruimtelijke ordening noodzakelijk maken (art. 4.2 lid 1 Wro) en moet worden gemotiveerd waarom hetzelfde niet bereikt kon worden met andere aan GS toekomende bevoegdheden (art. 3.8 lid 6 Wro).